Sonntag, 8. Januar 2012

OnregelmatigeVerben Unregelmäßige Verben

OnregelmatigeVerben Unregelmäßige Verben

Infinitiv
Präteritum
Partizp Perfekt
Deutsch
bakken
bakte
gebakken
backen
bezoeken    
bezocht
bezocht
besuchen
braden
braadde
gebraden
braten
brengen      
bracht
gebracht
bringen
brouwen
brouwde
gebrouwen
brauen
denken       
dacht
gedacht
denken
doen
deed
gedaan
tun
durven
durfde (dorst)
gedurfd
wagen, sich trauen
erven
erfde
georven (geërfd)
erben
eten
at, aten
gegeten
essen
geven
gaf
gegeven 
geben
hangen
hing
gehangen
hängen
heffen         
hief
geheven
heben
heten  
heette
geheten
heißen
hoeven  
hoefde
gehoeven
brauchen
houden
hield
gehouden
halten
kopen  
kocht
gekocht
kaufen
lachen
lachte
gelachen
lachen
malen         
maalde
gemalen
mahlen
moeten
moest
gemoeten
müssen, sollen
plegen
placht (pleegde)
gepleegd
pflegen
scheiden
scheidde
geschreiden
trennen
slaan
sloeg
geslagen
schlagen
spannen  
spande
gespannen
spannen
staan
stond
gestaan
stehen
verbannen
verbande
verbannen
verbannen
verliezen
verloor
verloren
verlieren
verstaan
verstond
verstaan
verstehen
vouwen
vouwde
gevouwen
falten
vragen
vroeg
gevraagd
fragen, bitten
vriezen         
vroor
gevroren
frieren
waaien       
waaide (woei)
gewaaid
wehen
wassen
waste
gewassen
waschen
weten
wist
geweten
wissen
weven
weefde
geweven
weben
wreken
wreekte
gewroken
rächen
zeggen
zei
gezegd
sagen
zieden
ziedde
gezoden
sieden; kochen (v. Wut)
zien
zocht
gezocht
sehen
zoeken
zocht
gezocht
suchen
zouten  
zoutte
gezouten
salzen

Keine Kommentare:

Kommentar veröffentlichen